Het woningtekort drijft de huizenprijzen steeds verder op. Economen van ABN AMRO verwachten dat een woning dit jaar uiteindelijk gemiddeld 9 procent duurder wordt in vergelijking met 2017.
Het woningtekort drijft de huizenprijzen steeds verder op. Nadat de gemiddelde prijs van een bestaande koopwoning afgelopen augustus 9,3 procent hoger was dan dezelfde periode een jaar eerder, stelt het Economisch Bureau van ABN AMRO de ramingen voor de huizenprijzen in 2018 verder omhoog bij. De economen van de bank verwachten in de nieuwe Woningmarktmonitor dat een woning dit jaar uiteindelijk gemiddeld 9 procent duurder wordt in vergelijking met 2017. De economen gaan ervan uit dat het einde van de prijsstijgingen nog niet in zicht is, al verwachten ze wel een (lichte) afvlakking.
Philip Bokeloh, econoom bij ABN AMRO: “De prijzen van woningen in het lagere segment stijgen het hardst. Behalve starters richten ook particuliere beleggers zich op dit type woningen. Zij hebben als voordeel dat ze eigen geld meebrengen, minder afhankelijk zijn van krediet en sneller tot actie kunnen overgaan. Juist op een krappe markt is het noodzakelijk om vlot te handelen en hoge bedragen te bieden. Mede door beleggers is het voor starters steeds lastiger om een betaalbare woning te vinden. Het kopen van een nieuwbouwwoning is voor starters op dit moment ook lastig. Tijdens de crisis was een groot deel van de voorraad nieuwbouw bestemd voor deze groep. Woningen die nu op de markt komen, zijn vooral gericht op doorstromers. Starters vissen dus regelmatig achter het net. Dit is zorgelijk. Door gebrek aan toegang tot het koopsegment, zijn starters aangewezen op huurwoningen. Daarvan liggen de maandlasten vaak hoger dan van koopwoningen.”
Gemeenten terughoudend bij nieuwbouw
Naar schatting zijn er tot en met 2035 1 miljoen extra nieuwbouwwoningen nodig, waarvan ruim de helft al voor 2025 gerealiseerd moet zijn. Door een tekort aan arbeidskrachten en bouwmaterialen is het echter lastig om de woningbouwproductie op te voeren. Ook het gebrek aan bouwgrond en de stijgende prijs van bouwkavels spelen hierbij een rol. In de aanloop naar de crisis hebben veel gemeenten in bouwgrond geïnvesteerd. Toen de waarde daarvan tijdens de crisis daalde, moesten ze fors op deze investeringen afschrijven. Deze ervaring maakt gemeenten terughoudend om opnieuw in bouwgrond te investeren en deze gereed te maken voor bebouwing.
Onwenselijk
Bokeloh: “Het valt te bezien of de bouwproductie op de langere termijn gebaat is bij de terughoudendheid van gemeenten. Je kan dat een situatie krijgen zoals in Groot-Brittannië, waar bouwbedrijven zich sterk richten op grondspeculatie. Hun productiviteit ligt hierdoor lager. Bovendien hebben Britse bouwers vaak meer oog voor de (mogelijke) toekomstige waardestijging van hun kavels, en hechten ze minder belang aan het bouwen van woningen. De situatie in het Verenigd Koninkrijk toont wat kan gebeuren als we het verwerven en bouwrijp maken van grond geheel overlaten aan de markt. Het is daarom niet wenselijk als gemeenten zich hiervan afzijdig houden. Bovendien kunnen overheden de financiële risico’s die hiermee gepaard gaan, vaak beter dragen dan marktpartijen.”
(bron: ABN AMRO)