Het woord doorstroming wordt vaak genoemd als het gaat om de woningmarkt. Zo zou er niet alleen voor starters moeten worden gebouwd, maar voor alle doelgroepen zodat de hele keten in beweging komt en hierdoor uiteindelijk de huidige woonvoorraad beter wordt benut. Maar wat levert dit concreet aan woningen op?Onderzoeksbureau RIGOzocht het uit.
Er is maar weinig inzicht in hoe zo’n doorstroomketen nu eigenlijk in elkaar zit. Uit hoeveel schakels bestaat zo’n verhuisketen doorgaans eigenlijk? Maakt het voor de ketenlengte echt veel uit hoe de eerste schakel eruitziet? Welke (doel)groepen worden er in totaal bediend, gerekend over alle schakels?
Echt onderzoek naar verhuisketens, waarbij schakels met behulp van registratiebestanden worden gereconstrueerd, is complex en kostbaar en wordt zelden uitgevoerd.
Maar met modelberekeningen kunnen we een heel eind komen, laat RIGO zien. Met behulp van het Woononderzoek Nederland (WoON) is in combinatie met lokale referenties een simulatie gemaakt van lokale of regionale verhuisketens.
Eengezinskoopwoningen vs kleine huurappartementen
Als voorbeeld een gemeente in het midden van het land. Wat bleek? Met de bouw van honderd grote eengezinskoopwoningen (vijf kamers) worden indirect, gerekend over alle schakels, toch nog 37 lokale starters bediend, naast 118 doorstromers en 63 vestigers. Oftewel, als je starters wil bedienen kun je in deze gemeente beter kleine huurappartementen bouwen, maar dat levert nauwelijks doorstroming op.