Minder uitstoot van methaan, CO2, stikstof en ammoniak. Meer biodiversiteit, bijvoorbeeld door de aanleg van vlindervriendelijke akkerranden en van vogel- en insectenvriendelijke bosjes en struiken. En dat allemaal in combinatie met veehouderij met minder stalemissies, met andere manieren om akkerbouw te bedrijven én met voortdurend wisselende wet- en regelgeving. Veel agrariërs weten zo langzamerhand niet meer wat de verstandigste manier is om hun bedrijfsvoering vorm te geven. Alle reden voor een gesprek met ing. Lubbert van Dellen RM MAB, commercieel adviseur bij Accon AVM. Het bedrijf, in 1917 opgericht als agrarische coöperatie, is een fullservice advies- en accountancy-organisatie voor het mkb.
“Even voor de duidelijkheid: er is geen land ter wereld waar de kwaliteit van voedsel zo hoog is én waar op een zo verantwoorde, efficiënte en effectieve manier landbouw wordt bedreven als in Nederland”, stelt Van Dellen direct. “Én er is geen land waar de prijs-kwaliteitbalans zo goed is.”
De toon is gezet, maar we gaan verder. “Alle maatregelen die leiden tot kostenreductie, zijn al genomen. De verhalen over heel rijke boeren bereiken hun doel: een shockeffect bij de consument. De werkelijkheid is anders: bij de meeste boeren zit het geld vast in grond en stenen. Varkenshouders hebben ondanks een goed 2019 de laatste jaren gemiddeld verliezen geleden, en ook de winsten van rundveehouders staan onder druk, mede door de stikstofproblematiek. De helft van de boeren heeft momenteel liquiditeitsproblemen.”
Slachtoffer en dader
Zijn veehouders dus te zien als slachtoffer? Niet alleen van het overheidsbeleid maar ook van de grote inkoopcombinaties waaraan ze met handen en voeten gebonden zijn? Van Dellen: “Je kunt hen zien als slachtoffer en als ‘dader’. Wat dat laatste aspect betreft: de focus heeft de laatste decennia wel heel erg gelegen op het verdienmodel dat was gericht op verlaging van de kostprijs en op efficiency. Met de bij-effecten daarvan worden we nu geconfronteerd.
Aan de andere kant: die inkoopcombinaties betalen de boeren zó weinig (nog geen 30 procent van de verkoopprijs), dat zij daar in feite niet voor kunnen produceren. Als ketens verkort worden, kunnen boeren een eerlijke prijs voor hun producten krijgen. Aandacht voor de kostprijs en met name de hoge vaste kosten blijft nodig. Zonder een betere verkoopprijs én schaalvergroting kan de agrariër niet rendabel werken.”
“De makelaar/adviseur heeft als taak de boer te adviseren hoe vergunningen en rechten kunnen worden overgedragen, maar hij moet ook kunnen vertellen in hoeverre sprake is van afroming door de overheid (en hoe dat kan worden voorkomen!). Dit komt samen in verdienmodel en vooral financiering.”
Maatschappelijke eisen
Dat lijkt in schrille tegenstelling te staan met de maatschappelijke eisen die aan de bedrijfstak worden gesteld: vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen als CO2 en ammoniak, de verruiming van het aantal hectares bos en de omvorming van één procent veenweide-landbouwgebied naar natuurgebied. De vogel- en de nitraatrichtlijn bepalen dat de depositie van stikstof drastisch wordt verlaagd.
‘De verduurzaming van de landbouw is een continu proces dat al jarenlang gaande is”, zegt Van Dellen. “Momenteel is de verlaging van de externe input van kunstmest actueel én de beperking van de hoeveelheid veevoer dat uit Zuid-Amerika wordt aangevoerd.
Daarnaast is de consument zich te weinig bewust van de manier waarop zijn voedsel wordt geproduceerd. Veel mensen denken echt dat melk en vlees in een fabriek worden gemaakt. De balans tussen economie en ecologie moet worden hersteld – en in veel gevallen is die balans er nog niet eens. Dat heeft natuurlijk ook alles te maken met communicatie, verkoop en marketing. Die taken worden nu overgelaten aan de coöperatie.”
Aanpassing productiesystemen
Opnieuw de vraag: hoe kan de agrariër – met ondersteuning van zijn LAV-makelaar/adviseur – tegemoet komen aan die maatschappelijke wensen? Van Dellen: “De gemiddelde consument heeft een enigszins romantisch beeld van het ideale landbouwbedrijf, maar de economie laat dat romantische beeld eenvoudigweg niet toe. Een goede bedrijfsvoering bereik je alleen door schaalvergroting en verhoging van de verkoopprijs.
Veehouders zullen hun stalsystemen zodanig moeten aanpassen dat de uitstoot van ammoniak sterk wordt verminderd. Voor het dagelijkse management betekent dat: minder eiwitrijk voer, minder kunstmest, mest met water mengen bij het uitrijden en een andere mestopslag. Voor die grote verbeteringen heb je ook andere stallen – en dus forse investeringen nodig.
Bij natuurinclusieve landbouw hoort ook de aanplant van bosjes en heggen die vlinders, vogels en insecten aantrekken. In veel gevallen zullen ook deels andere gewassen worden geteeld, die passen bij de bodem. En vergeet het belang van het ondergronds bodemleven niet: als mest goed wordt gecomposteerd en gefermenteerd, verbetert de kwaliteit in hoge mate. Ook daarvoor zijn investeringen in stallen en opslag noodzakelijk. Nieuwe stallen worden doorgaans in combinatie met schaalvergroting gerealiseerd.”
Een goed advies
Makelaars en adviseurs dienen bij de aan- en verkoop van boerenbedrijven hun klanten te adviseren over de relevante vergunningen, zoals de Natuurbeschermingsvergunning, die bepaalt hoeveel ammoniak mag worden uitgestoten. De fosfaatrechten zijn een ander belangrijk onderwerp: die rechten bepalen hoe groot het aantal dieren is dat mag worden gehouden. Daarnaast gaat het om bepalingen over de gronden die voor het bedrijf worden gebruikt (op welke titel dan ook) en natuurlijk om de gronden en gebouwen die de boer in eigendom heeft.
Dat vereist nogal wat kennis en kunde van de makelaar. Die heeft als taak de boer te adviseren hoe vergunningen en rechten kunnen worden overgedragen, maar hij kan idealiter ook vertellen in hoeverre sprake is van afroming door de overheid (en hoe dat kan worden voorkomen!). Ook belangrijk: hoe acteert de Belastingdienst bij de overdracht van een bedrijf en hoe gaat de financier om met de financiering van de aankooprechten? Ook vanwege de regelgeving rondom financiering (Basel 3 en 4) is het noodzakelijk dat bij de aankoop al maximaal aan financierbaarheid wordt gedacht.”
‘Plusjes’
Het is niet allemaal kommer en kwel, benadrukt Lubbert van Dellen: “We zien steeds meer ‘plusjes’ in de landbouwsector. Die zijn – naast efficiency- en schaalvergroting – nodig voor een goed rendement. Ik noem er een paar: Royal FrieslandCampina heeft ‘planetproof melk’; Aware heeft de Albert Heijn melkstroom; Vion levert vlees met het Beter Leven-keurmerk en de pluimveehouderij heeft een sterrensysteem voor vlees en eieren.
En bedenk wel: die ‘plusjes’, waardoor de boer een betere prijs voor zijn producten krijgt, zijn er pas een paar jaar. Daarvoor was er alleen maar sprake van standaardprijzen met kortingen. Het feit dat de boer beloond wordt voor zijn inspanningen, betekent beslist een forse impuls voor een betere balans tussen economie en ecologie.
De verschillen tussen de betere bedrijven en de ‘onderkant’ worden ook groter, en dat biedt mogelijkheden voor goed presterende agrariërs, die vakmanschap en management combineren met een ondernemende marktbenadering. Juist in Nederland met 17 miljoen consumenten én dichtbij Berlijn, Parijs, Londen en belangrijke havens zijn er veel kansen.”
Meer informatie:
Lees ook:Vastgoed Adviseur: Het verdienmodel van de agrariër moet veranderen