Op de derde dinsdag van september worden de plannen van het kabinet bekend gemaakt. Lees hieronder onze standpunten tegen opzichte van belangrijke vastgoedthema’s.
VBO is zeer verheugd met de motie van diverse Kamerleden (waaronder het CDA en de PvdA) dat de regie over de woning- en vastgoedmarkt terug moet naar de Rijksoverheid en met een aparte minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VROM) in het volgende kabinet. Deze minister moet voldoende bevoegdheden krijgen om alle aspecten van woningmarkt te coördineren die nodig zijn om de woningcrisis te bezweren en de opgave voortkomend uit zowel Klimaatbeleid en als gevolg van de coronacrisis in goede banen te leiden. Daaronder vallen bijvoorbeeld het behouden van gekwalificeerd bouwpersoneel voor de bouwsector, het aanwijzen van nieuwbouwlocaties, het stimuleren van duurzaam en circulair bouwen, nadenken over infrastructurele projecten voor een goede bereikbaarheid van de Randstad (woon-werk verkeer) in afstemming met de minister van Infrastructuur en regie voeren op de woningbehoefte, niet alleen maar in kwantitatieve maar ook in kwalitatieve zin. Tegen bovenstaande context wil VBO er tevens op aandringen dat de financiële middelen voor de Woningbouwimpuls minimaal moeten worden verhoogd naar 5 mrd. euro.
Alle cijfers wijzen erop dat de spanning op de woningmarkt de komende jaren zal toenemen. Het woningtekort is enorm. Ook de mate waarin het woonaanbod passend is bij de vraag is van groot belang aangezien er steeds meer eenpersoonshuishoudens zijn in Nederland[1] en er een grote vergrijzingsgolf aan komt. De vraag naar kleine eengezinswoningen en/of seniorenhuisvesting zal dan ook alleen maar verder stijgen.
De kleine 1 mln. nieuwe woningen die tot 2030 nodig zijn om het woningtekort op te lossen, kunnen niet alleen door binnenstedelijk te bouwen worden gerealiseerd. Dit zou ten koste gaan van de leefbaarheid van de steden (en krimpgemeenten) en de bouwbehoefte vanuit zakelijk vastgoed (kantoren, winkels, horeca). Vandaar dat VBO het standpunt heeft dat ‘er ruimte zat is in Nederland’ en de woningbouwopgave ook buitenstedelijk moet worden opgelost. Bouwen in het groen betekent niet een aantasting van de natuurgebieden, maar kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld te bouwen op vrijkomende agrarische grond of door te bouwen in regio’s buiten de Randstad. Werknemers zijn door corona veel meer thuis gaan werken en de verwachting is dat men ook na corona niet elke dag fysiek aanwezig zal zijn op kantoor. Daarmee vervalt de noodzaak voor veel mensen om dicht bij hun werk te wonen en wordt een woning buiten de drukke steden als aantrekkelijk ervaren.
Leegstand van agrarisch vastgoed veroorzaakt verpaupering van het platteland. De stoppersregeling voor de pluimvee- en varkenshouderij en het uitkopen van melkveehouders zorgen voor een overschot aan stallen die letterlijk staan weg te roesten. In Noord-Brabant alleen al is de afgelopen jaren ca. 1,4 mln. vierkante meters aan stallen en schuren leeg komen te staan en daar komen de komende tien jaar nog 2,5 mln. vierkante meters bij[2]. Leeggekomen locaties ofwel Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB) worden vaak omgetoverd tot XTC-labs of gebruikt voor andere drugsgerelateerde activiteiten met de bijhorende criminaliteit en milieuverontreiniging. Die gebouwen voldoen vaak niet aan de huidige eisen op het gebied van milieu, dierenwelzijn en bevatten vaak asbest, dat uiterlijk in 2024 verwijderd moet zijn. Om verloedering van het platteland tegen te gaan, is VBO van mening dat eigenaren in staat moeten worden gesteld die nodige investeringen te doen én het leegstaande agrarische vastgoed een nieuwe-, alternatieve bestemming te kunnen geven. Het aantal agrarische ondernemers neemt af en er ontstaan vormen van multifunctionele landbouw. Tevens komen steeds meer burgers op het platteland wonen en starten niet-agrarische ondernemers nieuwe activiteiten.
VBO vindt dat deze problematiek niet alleen verantwoordelijkheid van de eigenaar van VAB is, maar tevens een maatschappelijk probleem is. Om het platteland en de agrarische sector ook voor komende generaties vitaal en duurzaam te houden, is het van belang dat de VAB locaties ofwel worden gesloopt ofwel herbestemd c.q. hergebruikt. Lange procedures vormen echter een uitdaging alsmede een woud aan regels, die per provincie en zelfs per gemeente kunnen verschillen. Zo zijn er op dit moment veel verschillen in beleid, instrumenten, regelgeving en in de manier waarop gemeenten het VAB-beleid toepassen, dat op zijn beurt weer voor versnippering zorgt. Een oplossing voor de problematiek komt daardoor maar moeilijk in zicht.
Om de problematiek effectief aan te kunnen pakken is een integrale en regionale benadering noodzakelijk. De overheid moet de regierol pakken en meer ontwikkelingsgericht opereren en zo een actieve rol gaan spelen om vervolgens binnen de kaders te bezien hoe de locatie(s) anders ingevuld kan/kunnen worden. Denk hierbij aan goede sloopregelingen en het fiscaal aantrekkelijk maken van sloop en herbestemming. Een proactieve aanpak zorgt ervoor dat in een vroegtijdig stadium rekening kan worden gehouden met de kansen voor een locatie.
Van retail naar woningen
De opgelopen winkelleegstand in binnensteden door corona biedt kansen voor herbestemming van winkel naar woningen. Een gebruikelijke transformatie is het realiseren van woningen boven winkels, waarbij de winkelfunctie in de plint in stand blijft. Toen het met de detailhandel slecht ging, kwam in Nederland de transformaties op gang. Dat zien we nu ook weer in de coronatijd.
Naast woningen ook behoud van kantoren noodzakelijk
Kantoorfuncties zijn naast woningen noodzakelijk in de binnenstad. Kantoorpersoneel blijft hierdoor de binnenstad bezoeken en zo wordt de levendigheid in het centrum behouden. Kantoren zullen door corona blijvend anders ingericht en gebruikt worden. Onder andere flexibel werken wordt steeds normaler, gebouwen worden slimmer gemaakt en er komt veel meer focus op gezondheid en hygiëne. Daarnaast moet er worden geherdefinieerd op wat maximale bezetting betekent.
VBO vindt dat de overheid een actieve rol kan spelen in het aanjagen en (financieel) mogelijk maken van de transformatie van leegstaande winkels en kantoren naar geschikte en betaalbare woningen.